Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide Simson tot den jongen, die hem bij de hand hield: [48]Laat mij gaan, dat ik de pilaren betaste, op dewelke het huis gevestigd is, dat ik daaraan [49]leune. 48. Of, stel, leid mij. 49. Alsof hij vermoeid ware geweest van den arbeid des malens in de gevangenis, en het haastig aankomen in deze plaats.